Veelgestelde vragen over het maaibeheer van bermen
Wanneer maai je best een berm?
De meeste bermen maai je best twee keer per jaar: éénmaal in het voorjaar en éénmaal in het najaar.
- In het voorjaar: Bermen met een hoge vegetatie met weinig kruiden maai je best vroeg (rond 15 mei) om de dominantie van hoge grassen te doorbreken. Bloemrijke bermen maai je best later in het voorjaar (1e helft juli) zodat kruiden de kans krijgen om zaad te vormen.
- In het najaar: In het najaar maai je beter zo laat mogelijk zodat de vegetatie kort de winter ingaat. Hierdoor kunnen kruiden volgend voorjaar beter kiemen. Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) adviseert om in het najaar pas te maaien na 15 oktober. Door het veranderende klimaat groeit de vegetatie namelijk langer door in het najaar.
Waarom moet je het maaisel afvoeren?
Het afvoeren van maaisel is van cruciaal belang bij het maaien van een berm. Het is belangrijker dan het tijdstip of de frequentie van het maaien.
- Wanneer maaisel op de berm blijft liggen, ontstaat er een voedingsrijke laag waarin ongewenste soorten zoals hoge grassen, brandnetels en bramen goed gedijen. Die soorten groeien snel en verdringen de gewenste, bloemrijke vegetatie. Ze vormen een dichte vegetatie die weinig licht doorlaat, waardoor nieuwe kruiden nauwelijks de kans krijgen om te kiemen.
- Daarnaast verrijkt achterblijvend maaisel de bodem met voedingsstoffen, wat net ongewenst is bij ecologisch bermbeheer: op voedselarme bodems groeien meer plantensoorten samen. De plantenrijkdom is hoger en er zijn meer insecten.
Is een bermbeheerplan nuttig?
Als gemeente maai je heel wat kilometers berm. Een bermbeheerplan op maat van je gemeente zorgt op termijn voor een bloemrijker resultaat en minder maaisel.
Het bermbesluit legt vast dat je niet vroeger mag maaien dan 15 juni en 15 september. Het besluit uit 1984 is meer dan 40 jaar oud. De maaitijdstippen zijn achterhaald en houden geen rekening met het verschil in vegetaties. Bovendien kan je via een goedgekeurd bermbeheerplan een afwijking aanvragen van het bermbesluit en bepaalde bermen vroeger maaien dan 15 juni. Vanuit de Provincie ondersteunen we gemeenten bij de opmaak van een bermbeheerplan.
Mag ik maaien in de maand mei?
'Maai mei niet' is een fantastische campagne die oproept om minstens tijdens de maand mei een deel van je grasveld niet af te rijden. Daar profiteren bijen en hommels van. Ook als gemeente kan je meedoen door pleinen die je als gazon worden beheert wat later te maaien.
Toch is het beter om sommige bermen net wél in mei te maaien. Wegbermen zijn geen tuin. Om de biodiversiteit te verhogen, is het beter de bermen met hoge grassen en weinig kruiden te maaien in mei. Als je hoge vegetaties verschillende jaren na elkaar maait én het maaisel steeds afvoert, komen er meer kruiden met bloemen en dus ook meer nectar voor bijen, vlinders en andere insecten.
Hoe hou je bij het maaien rekening met het veranderend klimaat?
- Maai niet bij aanhoudende droogte en hitte.
Hitte zorgt voor stress bij planten. Door ze net dan te maaien, raken ze gemakkelijk beschadigd en hebben ze minder kracht om opnieuw te groeien. Ongemaaide vegetatie beschermt de bodem en de insecten tegen opwarmen en uitdrogen.
- Voer de maaibeurt in het najaar later uit (na 15 oktober).
Het gras groeit namelijk langer door dan vroeger. Dat is ook het advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.
- Maai de vegetatie in de gracht niet mee in het voorjaar, enkel in het najaar.
Zo kan het regenwater in de zomer beter infiltreren en zorgt de gracht voor verkoeling tijdens hete zomers.
- Is het in de zomer nat en warm? Overweeg dan een extra maaibeurt in de zomer.
Dat is vooral nodig voor de bermen met veel hoge grassen. Die extra maaibeurt gebeurt best tussen midden augustus en begin september).
Een bloemrijke berm is bovendien beter bestand tegen extreme droogte of neerslag. Kruiden hebben namelijk diepere wortels dan veel grassen. Een natuurvriendelijk maaibeheer draagt bij aan een klimaatgezonde gemeente!
Hoe kan ik faunavriendelijk maaien?
Het gaat niet goed met de wilde bestuivers in Vlaanderen. In 2022 werd het Vlaams actieplan wilde bestuivers 2022-2030 voorgesteld. Als lokaal bestuur kan je de wilde bestuivers helpen door natuurvriendelijk te maaien.
- Maai bij voorkeur gefaseerd
Bloemrijke bermen maai je in het voorjaar best gefaseerd. Dat betekent dat je een deel van vegetatie niet meemaait. Die strook met bloemen vormt een welkome voedselbron voor bijen, vlinders en andere insecten. Tijdens het maaien kunnen insecten bovendien vluchten naar het ongemaaide deel. Zo hebben ze een grotere overlevingskans. Ook in het najaar kan je een kleine strook niet maaien. Dat vormt een overwinteringsplek voor insecten.
- Voer maaiwerken steeds uit bij warm en droog weer
Bij regen gaan veel vlinders schuilen in het gras en zorgt maaien voor een hogere sterfte. Bij warm en droog weer zijn insecten actief en kunnen ze sneller wegvliegen wanneer de maaimachine komt. Maar bij aanhoudende hitte en droogte maai je dan weer beter niet.
- Maai niet te kort
Een ideale maaihoogte is 10 cm. Zo is er minder kans dat de maaimachine de bodem beschadigt en heb je betere overlevingskansen voor de insecten. Tijdens de maaibeurt in het najaar kan je wel iets korter maaien (6 - 10 cm).
In bermen met een heel hoge natuurwaarde of waar zeldzame insecten leven is het zinvol om het maaisel niet direct af te voeren maar enkele dagen (maximaal 10 dagen) te laten liggen. Zo kunnen dieren vluchten en kan het bloemenzaad in het maaisel op de grond vallen.
Waarom maai je best niet met een klepelmaaier?
- Een klepelmaaier snijdt de vegetatie niet af, maar slaat het kapot door de klepels. De klepelmaaier beschadigt de vegetatie en vertraagt de hergroei en herbloei van planten. Grassen zijn beter bestand tegen de klepels, wat op termijn leidt tot meer grassen en minder kruiden in de berm.
- Het maaisel is sterk versnipperd, gekneusd en bevat weinig structuur. Daardoor is het moeilijker om te composteren.
- Klepelmaaiers zorgen voor een hoge sterfte van insecten. Gemiddeld sterft ongeveer 80% van de insecten na maaien door een klepelmaaier. Bij een messenbalk of schijvenmaaier is dit 30 tot 40%.
- Je maait best met een maai-zuigcombinatie (cirkelmaaier), ideaal met een eco-maaiarm.
Moet je Jacobskruiskruid bestrijden?
Jacobskruiskruid komt is een inheemse plant die vaak voorkomt in Vlaanderen. De plant bevat veel nectar en is heel geliefd bij bestuivers. Jacobskruiskruid is giftig voor vee. Meestal herkennen paarden en runderen de plant als giftig en zullen ze die laten staan. In gedroogde vorm (hooi) vormt de plant wel een probleem omdat de dieren de plant dan niet meer herkennen. Gelukkig wordt het maaisel van wegbermen zelden gebruikt als veevoeder.
Bestrijden van Jacobskruiskruid is moeilijk en weinig zinvol omdat de soort heel vaak voorkomt. Het meest efficiënt is zorgen voor een kruidenrijke en vooral gesloten vegetatie en het aantal kiemingsplekken vermijden. Een optie is om de bermen met veel Jacobskruiskruid pleksgewijs te maaien. Dat doe je tijdens de bloei (juli/augustus/september), op het moment dat er nog geen zaad is gevormd. Je moet het maaisel wel verwijderen, anders kan er toch nog zaad voorkomen.
Zaai je best in na wegenwerken?
Beter niet. Een natuurlijke ontwikkeling na wegenwerken is altijd de eerste keuze. Vanuit de nabijgelegen vegetatie kunnen zaden snel de bodem bereiken. Je kan maaisel van een nabijgelegen berm aanbrengen. Het voordeel daarvan is dat het om soorten gaat die zeker inheems zijn en die aangepast zijn aan de lokale omstandigheden.
In sommige omstandigheden, bijvoorbeeld op plaatsen met risico op erosie of langs woonkernen, kan je toch kiezen voor het inzaaien van de berm. Op de website van de Provincie Antwerpen vind je een handig stappenplan om de juiste keuze te maken.
Welk zaadmengsel gebruik ik voor inzaaien?
Gebruik een goed zaadmengsel als je toch kiest voor inzaaien:
- Kies steeds voor inheemse en streekeigen soorten. Die zijn beter aangepast en komen van nature voor.
- Kies voor een gras-kruidenmengsel (ideaal 40% grassen, 60% kruiden), wat je ook terugvindt in het standaardbestek 250. Belangrijk is om te kiezen voor ‘lage en ijle’ grassoorten zoals Rood zwenkgras en Veldbeemdgras. Op de website van openbaargroen vind je een handig overzicht van de samenstelling van het zaadmengsel volgens bodemtype.
- Voor geen nieuwe voedselrijke toplaag aan. Op voedselrijke bodem groeien ongewenste planten zoals brandnetels en bramen goed. Het is beter om de bestaande grond te gebruiken.