Boerenkrijg
Herinneringen in het Land van Waas en het Land van Dendermonde
225 jaar geleden waaide over Vlaanderen een opstand tegen het toenmalige Franse bewind. Die opstand is beter gekend als de Boerenkrijg en duurde van 12 oktober 1798 tot 5 december 1798. In het Land van Waas en het Land van Dendermonde verwijst nog een aantal kleine monumenten naar die bewogen fase in de Vlaamse geschiedenis. Onderaan de pagina vind je een overzicht van de betrokken gemeenten met meer informatie.
De aanloop: de Brabantse omwenteling.
Toen de Franse Revolutie uitbrak in juli 1789 en het Franse koningshuis plaats ruimde voor de Franse republiek daverde het toenmalige internationale politieke systeem op zijn grondvesten. De revolutionaire idealen Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid deden immers ook hun intrede in andere Europese regio’s, ook in Vlaanderen dat toen deel uitmaakte van de Oostenrijkse Nederlanden, onder het bewind van de Habsburgse keizer Jozef II.
Tegen die stugge vorst die tegen de wil van de bevolking ingrijpende hervormingen doorvoerde, kwam er protest uit onze streken. Dit mondde op 24 oktober 1789 uit in de aanvankelijk succesvolle Brabantse Omwenteling. De voornaamste leiders waren de juristen Hendrik Karel Nicolaas Van der Noot en Jan Frans Vonck.
Als gevolg van het onafhankelijkheidsstreven van de opstandelingen werden op 27 oktober 1789 de Verenigde Nederlandse Staten uitgeroepen. Het territorium kwam grotendeels overeen met dat van de huidige Belgische staat, met uitzondering van provincie Luxemburg. Door gebrek aan eensgezindheid bij de opstandelingen konden de Oostenrijkers in december 1790 het gebied opnieuw heroveren.
In het revolutionaire Frankrijk van 1789 werden de adel en de geestelijkheid op basis van de voornoemde revolutionaire idealen vervolgd. Elke tegenstand werd hard onderdrukt. De adel en hogere geestelijkheid genoten al eeuwenlang privilegies. De Franse Revolutie maakte hiermee komaf, overeenstemmend met het ideaal van gelijkheid.
Niettegenstaande grote tegenstand slaagde de Franse republiek erin verschillende aanvallen vanwege omliggende mogendheden af te slaan, ging in het tegenoffensief en veroverde onder andere onze streken (1794). Vlaanderen werd ingelijfd bij de Franse republiek en onze bevolking werd geconfronteerd met de harde realiteit van het revolutionaire bestuur.
De opstand 1798.
Na het vertrek van de Oostenrijkers kwam aan onze tradities en eeuwenoude manier van leven een einde. De godsdienst en de beleving ervan werden verboden, kloosterlingen werden verjaagd, priesters verbannen en kerkelijke goederen werden verkocht. Ook mag de gelijktijdige geldafpersing van onze steden en de opeising van granen, paarden, vee, vlees, … in die periode niet vergeten worden.
De druppel die de emmer deed overlopen, bleek evenwel de invoering van de zogenaamde Bloedwet in september 1798. Vlaamse jongemannen van 20-25 jaar werden onder dwang in de rangen van het Franse leger ingelijfd en konden hun families, voor het werk op het land, niet meer ondersteunen. Middels de conscriptie moesten zij 5 jaar in het leger vechten voor een vreemde staat.
Tegen dergelijk onrecht liet de Vlaamse boerenbevolking haar verzet voelen. Op 12 oktober 1798 barstte de bom in de Oost-Vlaamse gemeente Overmere. De opstand van de rebellen - door de Fransen brigands genoemd - werd spoedig gevolgd in heel Vlaanderen.
Hoewel de door rebellenleiders Emmanuel Rollier in Klein-Brabant en Oost-Vlaanderen (Emmanuel Rollier uit Sint-Amands had gedurende enige tijd zijn hoofdkwartier in Dendermonde), Pieter Corbeels in Antwerpen en Vlaams-Brabant, en Jozef Van Gansen in de Kempen, aangevoerde opstandelingen onder de strijdkreet Voor Outer en Heerd (voor Altaar en Haard; voor Kerk en Gezin) in het begin enkele successen boekten, bleken ze al snel geen partij voor de Franse militaire overmacht.
De slecht bewapende boerenmilities werden dan ook op 5 december 1798 in een beslissende veldslag bij Hasselt definitief verslagen. Latere opstootjes werden gauw in de kiem gesmoord en heel wat kopstukken en brigands werden terechtgesteld. Zowat 7.000 tot 10.000 Vlamingen lieten in de opstand het leven.
Op 9 november 1799 kwam na de staatsgreep door eerste consul Napoleon Bonaparte een tijd van verzoening die de vrijheid het geloof opnieuw toeliet.
De bedoelingen van de brigands
De Boerenkrijg was een opstand zonder gecentraliseerde organisatie en leiding en zonder hulp uit het buitenland. De hoop op steun uit Engeland, Pruisen en Nederland was door verschillende omstandigheden tevergeefs. De opstand kon ook niet steunen op de gevluchte hogere geestelijkheid en de hoge adel.
Op basis van hun pamfletten en plakkaten valt af te leiden dat de opstandelingen het relatief nieuwe gezag niet aanvaardden en vochten voor de vrijwaring van hun vaderland en godsdienst. Vooral het eerste punt primeerde: eerst diende de Franse overheerser te worden verjaagd. Daarna zouden de opties voor een vreedzame en rechtvaardige toekomst worden bekeken.
De nieuwe burgerij in de steden, die in het Franse bewind een kans zag om haar positie ten aanzien van de adel en hogere geestelijkheid, te verstevigen, stond zelfs afkering tegenover de rebellie.
Op de lage geestelijkheid, zoals priesters die dicht bij hun lokale gemeenschappen stonden, kon de rebellen des te meer rekenen. De wegvoering van de klooster- en kerkbezittingen was een van de redenen van de opstand, maar de wegvoering van de in ongenade gevallen priesters had een nog grotere impact op de gelovige plattelandsbevolking.
De betekenis
Pas na vijftig jaar zou de Boerenkrijg een plaats van betekenis krijgen in de Belgische politieke geschiedenis, onder invloed van het toen heersende romantische sentiment met betrekking tot de legitimatie van de jonge Belgische staat en de heropleving van de Vlaamse literatuur. Het was vooral Hendrik Conscience die in 1853 met het boek De Boerenkrijg de wetenschappelijke en literaire belangstelling voor het onderwerp aanwakkerde. Andere schrijvers volgden zoals Ernest Claes, Jozef Simons, Arthur De Bruyne, Jozef Dauwe, Frans Verachtert.
Het werd ook op een volkse wijze beschreven en getekend door onder anderen Willy Van der Steen in zijn Suske en Wiskealbums De jonge Brigands en De gladde glipper en door Staf Verrept en Frank Van Lebbeke in de populaire Vlaamse Filmkes.
De rebellie werd afwisselend voorgesteld als een nationale strijd tegen vreemde onderdrukking of ter bescherming van het katholieke geloof in onze streken. In de negentiende eeuw werd de Boerenkrijg bij momenten ingeroepen als argument tegen de invoering van de dienstplicht, maar ook voor de waarden van het platteland en voor de vrijwaring van het Nederlands in onze contreien.
Karel Uyttersprot en Nick Peeters